Tulpen

De tulp is een van de meest gebruikte motieven in de kunst, zowel in de kunst van het Oosten, waar de bloem oorspronkelijk vandaan komt, als in de kunst van het Westen, na de introductie aan het einde van de zestiende eeuw. Zeker in de Nederlandse kunst kan de tulp niet over het hoofd worden gezien. In de loop van zeventiende eeuw werden ze als beeld zelfs zo belangrijk dat ze in elke kunstvorm terug zijn te vinden: op schilderijen en in volksprenten, gehamerd in zilver, geborduurd in zijde, geglazuurd op tegels, gedrukt op katoen, gebrandschilderd op glas, enzovoort.

Ik streef met mijn werk als Partner in Erfgoed naar het doorbreken van de grenzen van traditionele onderzoeksgebieden en culturen. De tulp, met haar veelzijdige gebruik en veelzijdige betekenis, staat daarvoor symbool.

De tulpen op deze website en op mijn visitekaartjes komen uit diverse Nederlandse collecties; klik op onderstaande afbeeldingen om naar de bron te gaan.

Onderwijsplaat

Onderwijsplaat met bloeiwijze, bevruchting en zaadvorming van de tulp, uit de serie 'Botanische Wandtafeln' van Schmeil, lithografie, eerste kwart twintigste eeuw.
Allard Pierson, Universiteit van Amsterdam, 077.744

In de periode 1870-1970 waren grote onderwijsplaten een belangrijk leermiddel voor het onderwijs in scholen en op universiteiten. De toename van studenten en vooral didactische hervormingen werkten dat in de hand. Zij zijn wijd verbreid en ook in Nederlandse collecties zijn ze volop te vinden; binnen de Nederlandse universiteiten worden er naar schatting zo’n 10.000 bewaard.

De grote verspreiding werd mogelijk gemaakt door de technische innovatie van de lithografie. Er ontstonden reeksen die behalve wetenschappelijke esthetische kwaliteiten bezaten. Vooral op het gebied van de biologie ontstonden grote, fraaie én verantwoorde reeksen, die ontwikkeld werden door wetenschappers. Een van hen was de bioloog en pedagoog Otto Schmeil (1860-1943), vanaf 1904 hoogleraar in Heidelberg. Aan zijn serie 'Botanische Wandtafeln' werkten vele kunstenaars, drukkers en uitgevers mee.

De Amsterdamse hoogleraar Hugo de Vries schreef een jubelende recensie over Schmeils ‘Leerboek der plantkunde’, waarvan de Nederlandse vertaling in 1903 uitkwam. Het is dan ook geen wonder dat Hugo de Vries bij zijn eigen colleges aan de Universiteit van Amsterdam gebruik maakte van Schmeils ‘Botanische Wandtafeln’. 

Aquarel geel-rode tulp

Geel-rode tulp, aquarel, achttiende eeuw. Aankoop uit 1948. Rijksmuseum, RP-T-1948-77

De populairste tulp vanaf de introductie eind zestiende eeuw was de gestreepte of gevlamde tulp. Het gaat hier eigenlijk niet om een apart ras, maar om een infectie van een gewone tulp met het mozaïekvirus. Dit virus veroorzaakt witte of gele strepen of vlammen. De infectie verzwakt de tulp en uiteindelijk sterft deze uit.

Op een bepaald moment werden er honderden soorten gestreepte tulpen onderscheiden, die in speciale tulpenboeken werden beschreven en op vrijwel elk bloemstilleven zijn te zien. Meestal gaat het om rood-wit of om geel-rood gevlamde tulpen.

Aquarel tulp Colomba

Tulp 'Colomba', aquarel, ca. 1730-1735. Teylers Museum, S+ 141c

Kelkvelum

Kelkvelum, toegeschreven aan de kloppengemeenschap Maagden van de Hoek in Haarlem, ca. 1600-1650. Museum Catharijneconvent Utrecht, OKM t220c.

De tulp staat niet alleen symbool voor de wereldlijke liefde, maar ook voor de geestelijke liefde. Het was daarom ook een passend motief voor kerkelijk textiel, zoals te zien is op dit kelkvelum, een doek waarmee de kelk en pateen tussen de handelingen van de mis bedekt worden.

Aquarel papegaaitulp

Aquarel van papegaaitulp, Gerard van Spaendonck, circa 1800-1810. Schenking van de industrieel Hermann Lewin uit 1936. Het Noordbrabants Museum, 08622

De papegaaitulp of parkiettulp is een mutatie: een spontane, erfelijke verandering van bepaalde soorten tulpen. De bloembladen van dit nieuwe ras zijn gekarteld en soms zelfs zo heftig getordeerd dat er nauwelijks meer een tulp in herkend kan worden. De eerste papegaaitulp werd in 1630 beschreven, maar echt populair werden ze pas in de achttiende eeuw.

Gebrandschilderd glas

Ruitje met emailschildering van een tulp, tweede helft zestiende eeuw. Onderdeel van een set met vogels, bloemen en architecturale elementen. Koninklijke Oudheidkundig Genootschap, sinds 1885 in bruikleen bij het Rijksmuseum, BK-CLXIII-D

Gebrandschilderd glas was in Nederland tot het eind van de zestiende eeuw vooral het domein van de kerk. Na de reformatie viel de kerk als opdrachtgever vrijwel geheel weg. Gebrandschilderd glas verhuisde naar het privédomein. Natuurlijk in veel kleiner formaat, maar ook met andere afbeeldingen. Familiewapens vormen vaak het hoofmotief, gevat in architecturale elementen of omringd door ranken met bijzondere vogels en bloemen, die staan voor rijkdom en goede sier. Geen raam zonder tulp.

Kazuifel

Detail van misgewaad van witte zijde, geborduurd met een uitbundige, asymmetrische compositie van rocailles, bloemen en vruchten in rococostijl, midden achttiende eeuw. Onderdeel van een groot stel, mogelijk vervaardigd in Gent. Afkomstig uit Sluis in Zeeuws-Vlaanderen. Stedelijk Museum Breda, B00019, B00437 en B00929

In het textiel van de achttiende eeuw zijn bloemen alom aanwezig, zowel in geweven als geborduurde stoffen. Symboliek speelt slechts een kleine rol; het gaat hier vooral om modieuze, weelderige motieven, en de gevlamde tulp paste goed in dat plaatje. Deze tulp is geborduurd op een kazuifel dat onderdeel uitmaakt van een groot stel, bestaande uit twee kazuifels met toebehoren, een schoudervelum en een altaarvoorhang. De vroegste onderdelen van het stel dateren uit het midden van de achttiende eeuw maar diverse onderdelen werden later, in dezelfde stijl, bijgemaakt.

Volksprent

Volksprent, uitgegeven door Theodorus Johannes Wijnhoven-Hendriksen te Rotterdam. Houtsnede, tussen 1832 en 1850. Rijksmuseum, RP-P-OB-200.342

Hier hebt gij fraaije bloemen; Wie zou natuur niet roemen? 

Volksprenten of centsprenten (verwijzend naar het kleine prijsje) zijn goedkope prenten voor kinderen, vaak met stripverhaaltjes, of met afbeeldingen en rijmpjes. Het mocht niks kosten, dus de inkleuring is snel en slordig aangebracht. Eigenlijk mag je nauwelijks van inkleuring spreken; vaak zijn het meer kleurige, bijna willekeurig geplaatste vlekken, die de prent aantrekkelijker moeten maken. Deze prent dateert uit de negentiende eeuw, maar is een navolging van een prent van Adriaen Collaert uit de eerste helft van de zeventiende eeuw. Het boeket bestaat uit een veelheid aan weelderige bloemen, waaronder tulpen, en insecten. De prent van Wijnhoven-Hendriksen is in meerdere uitvoeringen bekend, met een of twee kleuren.

Sits

Sits, vervaardigd in India omstreeks 1750. Koninklijke Oudheidkundig Genootschap, in bruikleen bij het Rijksmuseum, BK-KOG-2609-A

Sits (Engels: chintz) is een bedrukte en geglansde katoen, oorspronkelijk afkomstig uit India. De techniek van het bedrukken was in Europa lang onbekend. Pas in 1678 lukte het enkele Amsterdammers het vervaardigingsproces te imiteren. Het patroon, aangebracht met een beits, is in eerste instantie niet zichtbaar, maar maakt de katoen wel ontvankelijk voor verf. Hierdoor verschijnt het patroon pas als de katoenen lap in een verfbad wordt ondergedompeld. Door een uitgekiende combinatie van beitsen, zouten en verfstoffen kunnen bont gedecoreerde stoffen worden gemaakt, die ook nog eens zeer licht- en wasecht zijn. De vroege Amsterdamse sitsen lijken erg op de Indiase sitsen, met dezelfde kleurstelling en hun bonte bloemenpatroon van anjers, lelies en tulpen.

Tegels

Tegel met een patroon van druiventrossen, tulpen, granaatappels en sterren. Nederland, eerste kwart zeventiende eeuw. Rijksmuseum, BK-1955-257-I

Rond 1600 ontstonden er in diverse grote steden in Holland tegelbakkerijen waar tegels van majolica werden gemaakt: aardewerk met gekleurde decoraties over ondoorzichtig wit tinglazuur. Deze tegels zorgden voor een luxe wanddecoratie, vanwege hun vuur- en waterbestendigheid vooral toegepast rond haarden en langs plinten. De vroegste, kleurige decoraties waren geïnspireerd op Moorse tegels. De decoraties strekten zich vaak uit over vier aaneenpassende tegels, met een centraal stermotief, omgeven door vruchten- en bloemen, bijvoorbeeld druiven, granaatappels, goudsbloemen en eikeltjes. In Holland werden daar al snel tulpen aan toegevoegd. Zij zouden de exotische granaatappels gaan verdringen.